Lijdend dier

Ik schaam me voor mijn soort omdat wij ondanks ons zelfbewustzijn, onze beschaving en onze kennis de andere dieren op aarde op een verschrikkelijke manier behandelen. Ik vind het daarom ongemakkelijk om naar dit paard dat Picasso in 1917 tekende te kijken. Het is een perfecte illustratie van het lijdende dier. Het is door zijn hoeven gegaan, organen puilen uit een open wond en het trekt de lange hals helemaal krom. Hoeveel paarden hebben op deze manier liggen creperen op slagvelden, zoals de Eerste Wereldoorlog die woedde toen Picasso dit tekende. Ik moet er niet te lang aan denken.


Kunstwerk: Pablo Picasso, Caballo corneado, 1917

Gezien in Museo Picasso, Barcelona, december 2006


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Geduld

Om dit schilderij te zien heb ik samen met mijn zus drie en half uur kou staan lijden in de rij voor het Uffizi in Florence. We waren speciaal om zeven uur ’s ochtends opgestaan en in alle vroegte van onze heuvel aan de rand van de stad afgedaald. Maar toen het museum opende, was er al een wachtrij van ruim twee uur.

Mijn leven als toerist in Florence was al ronduit slecht. Het was overal druk, zelfs voor de meest onooglijke kerk werd toegangsgeld gevraagd en de Italianen die ons bedienden in de restaurants en op terrassen waren nukkig en kortaf. We hadden het gevoel dat zelfs de allerkleinste voetnoot van de Florentijnse kunstgeschiedenis was ontdekt en wij wandelden met de massa mee over platgetreden paden.

Maar eenmaal binnen in het Uffizi vergaapten we ons aan de mooiste schilderijencollectie van Italië, met de Boticelli’s, waaronder deze Primavera, als hoogtepunt. Ondanks dat ik het al kende uit alle kunstgeschiedenisboeken, betoverde het me toen ik het in het echt zag. Het was veel groter en intenser van kleur. En de schilderstijl van Boticelli, met fijne lijntjes en zachte kleuraccenten, is betoverend mooi. Er schijnen meer dan 130 inheemse bloemensoorten op te staan. Als sterren stralen ze met hun gekleurde blaadjes op de donkere ondergrond. Ik stond voor het schilderij en ging van detail naar detail. Van bloem naar bloem en van lijn naar lijn. Tot mijn zus me op de schouder tikte, we moesten verder.


Kunstwerk: Sandro Boticelli, La Primavera, circa 1482

Gezien in Galleria degli Uffizi, Toscane, april 2005


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Zacht

Ik weet hoe het voelt, dat zachte, warme lichaam van je tienervriendinnetje tegen je aan, in een eenpersoonsbed, op haar slaapkamer op zolder. Ze had ook een balkon vanwaar je de Westerschelde, waar ze vlakbij woonde, kon horen ruisen. Rodin moet ook dat soort herinneringen hebben toen hij dit beeld op 49-jarige leeftijd maakte. Ik ben kortstondig fan geweest van Rodin, maar eigenlijk is mijn crush alweer over. Het is me iets te gladjes, te mooi, te zwierig. Ook met dat meisje ging het best snel weer uit.


Kunstwerk: Auguste Rodin, l’Eternelle Idole, 1889

Gezien in Musée Rodin, Parijs, mei 2001


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Dalí

Ik was pas vijftien toen ik voor het eerst een écht kunstmuseum bezocht. Dat komt deels omdat ik opgroeide in Zeeuws Vlaanderen, dat vroeger qua reistijd zó ver was, dat reizen naar steden als Rotterdam of Amsterdam voor ons voelde als vakantie. Het is geen verrassing dat mijn eerste kunstmuseumbezoek in het buitenland was: het Dalímuseum aan de Costa Brava, waar ik met mijn ouders op een camping verbleef.

Dit museum is meteen één van de leukste die ik ooit bezocht. Het gebouw is prachtig (met een rode gevel bekleed met goudgele broodjes en met levensgrote, staande eieren op het dak) en Dalí’s kunst was zó doorspekt met fantasie en gekkigheid, dat het moeilijk is om zijn werk niet leuk te vinden.

Eenmaal terug thuis kocht ik uit enthousiasme mijn eerste kunstboek, een Taschen over Dalí. Die ik vervolgens van kaft tot kaft verslond. Na Dalí ben ik me ook voor andere kunstenaars gaan interesseren. Ik kocht ook boeken over Escher, Van Gogh, Picasso en De Stijl. En er volgden ook nog heel veel museumbezoeken. Maar het begon dus met mijn ouders in Figueras bij Dalí.


Kunstwerk: Central detail of the ceiling of ‘Salon Noble’ 1972-1973

Gezien in Teatro Museo Dalí, Figueras, juli 1997


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Bling Bling

Nog niet zo lang geleden heb ik gespijbeld van mijn werk en ben ik op een middag dat ik toevallig geen afspraken had en weinig deadlines naar het Rijksmuseum gegaan. Het was tussen de eerste en tweede coronagolf in. Er waren helemaal geen buitenlandse toeristen op het museumplein, er was geen wachtrij bij de entree, het museum was uitgestorven.

Natuurlijk bezocht ik ook de eregalerij met alle Vermeers, Steens en Rembrandts. En daar zag ik dit dubbelportret, van Marten en Oopjen. Het duo is nog niet zo lang geleden gezamenlijke aangekocht door de Nederlandse en Franse staat. Het hangt nu dus even in het Rijksmuseum, maar straks gaat het ook naar het Louvre.

Het was bijzonder om met relatief weinig mensen om me heen, oog in oog te staan met deze schilderijen. Ze overvielen me een beetje. De portretten waren niet alleen veel groter dan ik dacht, maar ze waren vooral verbluffend mooi geschilderd. De zwarte kleding is met zóveel finesse en materiaalexpressie geschilderd dat het -oh cliché- net echt lijkt. Kijk maar naar de glans op de plooien, naar de figuurtjes op de jurk van Oopjen of naar de dofheid van Marten’s hoed. En kijk naar het contrast daarmee van het verfijnde witte kant van de kragen en mouwen. Het was echt om te smullen.


Kunstwerken: Rembrandt Harmensz van Rijn, Portret van Marten Soolmans & Oopjen Coppit, 1634

Gezien in het Rijksmuseum Amsterdam, september 2020


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Jeruzalem

Mijn vriendin en ik zijn allebei grootgebracht in een vrolijk Christelijk nest en dus heeft de stad Jeruzalem voor ons een bijzondere status. Veel verhalen uit de Bijbel spelen zich immers hier af. Dus verwachtten we wel wat toen we de stad begin 2020 bezochten. Des te meer waren we teleurgesteld in wat we er aantroffen. Ja, het is een oude stad met ongetwijfeld veel tastbare geschiedenis, maar tegelijk was het er ongelofelijk toeristisch, zeer politiek beladen (en dito beveiligd) en vol met fundamentalistische, radicale gelovigen. We vonden er weinig van de naastenliefde, het omzien naar elkaar en het mededogen wat volgens ons de kern van elk geloof moet zijn. Dus waren we binnen het uur alweer uitgekeken. Wat te doen?

We togen naar het Israël Museum, één heuveltop verderop. Dit bleek een gouden greep. In het ruim opgezette gebouw, eigenlijk een verzameling paviljoens, troffen we de mooiste tentoonstellingen over Joodse gebruiken, over de Dode zee rollen en over het oude Jeruzalem. Maar écht bijzonder was de collectie kunst, die echt verrassend goed was. We zagen talloze liefdevol gemaakte kunstwerken die we kenden van boeken en prenten, maar die we nog nooit in het echt hadden gezien. Zoals dit even treffende als raadselachtige ‘Le château des Pyrénées’ van de Belgische schilder René Magritte.

Sinds dat bezoek aan Jeruzalem kijk ik anders naar dit schilderij. Ik zie in die zwevende kiezel met château het harde, kille, zwaarbeladen en ondoordringbare Jeruzalem van nu.


Kunstwerk: René Margitte, le château des pyrénées, 1959

Gezien in the Israël Museum, Jeruzalem, februari 2020


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Mijn Vlaamse land

Het Zeeuws Vlaamse landschap heeft in mijn jeugd zo’n grote indruk op me gemaakt dat het onderdeel van me geworden is. Met de polders, de kaarsrechte wegen en de kleiakkers onder een hemel vol wolken. En de zeedijken met pieren, geasfalteerde basaltblokken en houten palen. En met daartussen het zeewier, de klakkers, krabbetjes, oesters, slikken en schorren. Het is míjn landschap.

De schilder Johnny Beerens weet dit landschap op een fantastische manier te vangen. Dit ‘Genesis Triptiek’ zag ik in 2001 in de Lutherse kerk van Nieuwvliet. Het is gigantisch: de man en vrouw én hun spiegeling in het water, zijn levensgroot. Het beeld van geasfalteerde basaltblokken aan de binnenkant van het triptiek is opgeblazen tot enorme proporties, als een oneindige bergketen. Beerens verwerkte zand in de verf voor extra plastiek.

Ik begrijp niet wat de achterliggende betekenis van dit werk is. De titel en de vorm zijn nadrukkelijk religieus geïnspireerd. Als dit het scheppingsverhaal uitbeeldt, moeten de man en vrouw Adam en Eva voorstellen. Maar het landschap is nadrukkelijk artificieel, door mensen gemaakt. En de mensen, met hun hedendaagse kapsels en ‘love handles’ zijn nadrukkelijk heel gewoon, als twee bezoekers van het nudistenstrand.


Kunstwerk: Johnny Beerens, Genesis-triptiek, 1995-1999

Gezien in de Lutherse kerk, Nieuwvliet, april 2001


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Wandelingetje

Eén van mijn meest dierbare vakantieherinneringen is de dag dat ik met mijn ouders het Musée d’Orsay bezocht. Ik was vijftien of zestien, we logeerden op een camping vlakbij Parijs. We bezochten het museum omdat ik in het voorafgaande jaar een groot kunstfan was geworden en de catalogus van het museum ongeveer uit mijn hoofd kende. Ik herinner me nog hoe mooi ik het gebouw vond (een voormalig treinstation dat op een inventieve manier is herbestemd tot museum) en hoe overweldigend de collectie. Zaal na zaal passeerden we de mooiste schilderijen. Van de oude symbolisten, via Manet en Millet, naar de impressionisten en eindigend bij Van Gogh, Cézanne en Gauguin. Het was een sublieme ervaring.

Dit impressionistische schilderij van Monet hing er ook en mijn ouders vonden het zó mooi dat ze later een reproductie kochten en die jarenlang boven hun bank hingen. Ik vind het nog steeds een mooi schilderij. Onder een hemel vol schapenwolken maken dames met kind een wandeling door het veld. Het is de alledaagsheid en verder betekenisloze van dit tafereel dat het zo bijzonder maakt. Ja, er mogen schilderijen zijn met allerlei bijzondere allegorieën en van allerlei historisch belangrijke gebeurtenissen, zoals die er ook genoeg waren in het Musée d’Orsay. Maar er mag ook een schilderij zijn van iets banaals als een wandelingetje door het veld. Met dit soort schilderijen werd de schilderkunst definitief van iedereen.


Kunstwerk: Claude Monet, Cocuelicots, 1873

Gezien in Musée d’Orsay, Parijs, mei 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Liefdevol

Dat gefilterde licht dat soms plotseling uit hoge ramen binnenvalt ken ik van de Laurenskerk, waar ik op zondagochtend vaak te vinden ben. Ik vind het een fijne plek om in de hectiek van het grote Rotterdam even stil te worden. En ik waardeer de liefdevolle manier waarop men een kerkgemeenschap vormt. Soms, tijdens zo’n kerkdienst schuift een wolk van voor de zon en valt het licht opeens binnen, als een extra accent bij een mooi lied of een overdenking. Dat is altijd magisch.


Kunstwerk: follower of Rembrandt, A man seated reading at a table in a lofty room

Gezien in the National Gallery, Londen, juli 2001


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Blijdorp

Het was de allereerste vakantie met mijn vriendin samen. We waren tweedejaars studenten, we hadden nauwelijks geld, en we brachten onze zomervakantie door in studentenkamers van vrienden. Eerst in Amsterdam en daarna in Rotterdam. Het waren dagen zonder een echt plan. We fietsten kris-kras door alle wijken, genietend van alles dat de grote stad biedt.

Op een ochtend in Rotterdam fietsten we toevallig langs Diergaarde Blijdorp en besloten binnen te gaan. Vervolgens startte een naar mijn gevoel fantastische en eindeloze wandeling door het park. Het was perfect zomerweer, alle bomen waren groen en de perken stonden vol bloemen. We wandelden van dier naar dier, lazen alle bordjes en stonden lang te turen naar de schoonheid van alles. Ook deze uil was van de partij, met zijn bijna katachtige ogen, zijn grove verentooi en zijn ingenieuze nek waardoor hij zijn kop helemaal kan draaien.

Ik herinner me dat we de tijd vergaten en dat we terwijl we de otters bewonderden door een bewaker werden gewaarschuwd dat de dierentuin ging sluiten. Hij wandelde het hele stuk naar de ingang met ons mee, alsof hij zeker wilde zijn dat we daadwerkelijk weg gingen. Precies bij het verlaten van het park begon het te stortregenen.

Kunstwerk: Jan Mankes, Grote uil op scherm, 1913

Gezien in Museum MORE (museum voor Modern Realisme), Gorssel, juli 2018


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Overtocht

Ik ben ooit bij toeval op een grote overzichtstentoonstelling van Ron Mueck beland. Ik was met mijn vriendin  voor het eerst in Haarlem, we wilden naar het Teylers museum, maar verwisselden dat in onze onwetendheid met De Hallen. En daar stonden we dan, zonder enige voorkennis -ik had nog nooit van Ron Mueck gehoord- in een grote zaal met alleen maar levensechte, maar raadselachtig vergrote of verkleinde figuren. Ik herinner me hoe dramatisch ik de werken vond. De grote hoogzwangere vrouw, de ingezwachtelde baby, het dodenmasker, de vrouw met pasgeboren baby op de buik, het oude verschrompelde vrouwtje in bed en dus deze ‘man in a boat’.

Van alle werken raakte deze mij het meeste. Het is een verkleinde, naakte man in een grote boot, hij heeft zijn armen afwachtend over elkaar en kijkt argwanend in de verte. Bij mij appelleert het werk aan de existentiële eenzaamheid, aan kwetsbaarheid en nietigheid en aan machteloosheid over de bestemming. Niet erg positief, ik weet het.

De volgende dag vonden we het Teylers museum alsnog. Ook dat was bijzonder, maar viel in het niet bij de toevallige ontdekking van Mueck.

Kunstwerk: Ron Mueck, Man in a Boat, 2002

Gezien in museum de Hallen, Haarlem, januari 2004


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Metamorphose

Dit werk is getiteld ‘Leda’, naar de gelijknamige figuur uit de Griekse mythologie. Leda is de vrouw  van de Spartaanse koning Tyndareos. Maar ook god Zeus heeft een oogje op haar. Getransformeerd tot zwaan benadert en bevrucht (verkracht?) hij haar. Ze krijgen 2 kinderen, Pollux en Helena.

Die zwaan is direct te herkennen in het bronzen afgietsel. Het bestaat uit een ovaal lijf, met een Pyramidevormig volume er bovenop. Eén van de punten van de Pyramide is uitgerekt en steekt naar voren. Dat is dan de snavel. Ook de plaatsing van het volume op een spiegelende glazen plaat, versterkt de associatie met een zwemmende vogel.

Alleen, waarom heet dit werk dan niet gewoon ‘zwaan’, maar ‘Leda’? -Die vrouwenfiguur is juist nergens te bekennen in het werk?

Brancusi was een beeldhouwer die zocht naar elementaire vormen. Hij abstraheerde zijn modellen net zo lang totdat de vorm niet langer alleen een representatie van een enkel object was, maar van meerdere objecten tegelijk. Hij zocht als het ware naar een universele moedervorm, die ten grondslag ligt aan de vormen die we dagelijks zien.

Zo ook dit werk. Je kan er een zwaan inzien, met een ovaal lijfje en een nek en snavel. Maar als je een kwartslag draait ziet je een vrouwenfiguur , met benen en dijen geabstraheerd tot ovaal en bovenlichaam tot Pyramide. Of je ziet er een omgekeerde fallusfiguur in. Kortom: je kan alle hoofdpersonages, inclusief fallus, terugzien in 1 enkel beeld. Net als Zeus transformeert dit beeld waar je bij staat.


Kunstwerk: Constantin Brancusi, Leda, 1926

Gezien in museum Boymans-Van Beuningen, Rotterdam, maart 2014


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Bruiloft

Het leuke aan al die bruiloften die ik de afgelopen 20 jaar meemaakte, is dat ze gedurende de tijd van karakter veranderden. Het begon zo rond mijn twintigste toen de eerste leeftijdsgenoten trouwden. Die deden dat volgens het Christelijke gebruik om direct vanuit huis te trouwen. Dat waren vaak low budget feesten, waar familieleden zelf achter de barbecue stonden en een tante de vissoep verzorgde. Er werden gedichten voorgedragen en er werd gebeden en gezongen. Nog voor middennacht was het al voorbij.

Vervolgens kwam een golf bruiloften waarvan ik de doldwaze vrijgezellenfeesten nog beter herinner dan de bruiloften zelf. Dat was in de tijd dat we allemaal werkten en zo’n vrijgezellenfeest een welkome tijdelijke terugkeer was naar de zorgeloosheid van de studententijd. Ik kan me dat ene vrijgezellenfeest nog herinneren op  een vissersboot. Eén van de gasten stopte er -opgejut door de rest-  een handvol wormen in zijn mond. Vervolgens verklaarde hij plechtig dat we over 10 jaar niks meer van de dag zouden herinneren, behalve dat hij die hap met wormen had genomen. Waarvan akte.

Gaandeweg ontstond een overtreffende trap. Bruiloften werden steeds grootser en we dienden er steeds verder voor te reizen. Van Zuid-Limburg naar België, tot uiteindelijk bruiloftsweekends helemaal in Toscane, waar we met z’n allen het vliegtuig voor dienden te pakken.  Dat waren evenwel onvergetelijke ervaringen.

Mijn vriendin en ik hebben al die bruiloften met veel plezier meegevierd. Maar zelf zijn we nog steeds niet getrouwd. Dat komt alleen omdat mijn vriendin het niet leuk vind om zo nadrukkelijk in de aandacht te staan. (Dat wil trouwens niet zeggen dat wij ons niet getrouwd voelen.) Wie weet kan ik haar ooit nog eens overtuigen en organiseren we alsnog een feestje zoals op dit ‘Bruiloft te Kana’ van Véronèse. Als er op onze bruiloft iemand is die water in wijn kan veranderen, gaat niemand dat ooit vergeten.


Kunstwerk: Paolo Caliari, dit ‘Véronèse, Les Noces de Cana, 1562-1563

Gezien in musée du Louvre, Parijs, mei 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Klauwen

Op een stralende voorjaardag vloog er een vogeltje tegen de grote glazen pui van onze woonkamer. Het beestje had zich waarschijnlijk door de spiegeling vergist in wat binnen en buiten is. Sowieso hebben vogeltjes geen weet van glas, denk ik.

Het vogeltje maakte een doffe klap en de kinderen renden naar het raam om het te bekijken. Ze vonden het zielig. Maar gelukkig bewoog het nog. Dus stapte mijn vriendin naar buiten om het te verzorgen. Daar kreeg ze de kans niet toe, want plots sprong ook kater Karel van onze buren ten tonele.

Normaal zit het beest met de ogen strak gericht op de deurknop te wachten tot mijn zoon het een plakje kaas geeft. Maar nu stortte het zich met beide klauwen op het vogeltje en begon het uit elkaar te trekken. Onze kinderen slaakten een gil. Mijn dochtertje zette het op een huilen. Mijn vriendin snelde al roepend naar hem toe.

Maar het was te laat. Met de vogel in zijn bek sprintte het naar de buren. We hoorden aan de andere kant van het hek nog wat gepiep en gefladder en toen werd het stil. De rest van de dag waren we in een stuk minder stralend humeur en die kat heeft een hele tijd geen kaas meer gekregen.


Kunstwerk: Pablo Picasso, Chat saissant un oiseau (1939)

Gezien in Musée Picasso Paris, december 2002


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Sociale mobiliteit

Dit is met stip de meest vervallen kerststal uit de geschiedenis van de schilderkunst. De muren staan amper overeind, het dak zit vol gaten en de takken waarmee het afdakje is geconstrueerd zijn krom en lijken in allerijl bij elkaar gezocht. Eén zuchtje wind en het stort in.

Het rommelige beeld wordt nog versterkt door de rare snuiters die zich rond Maria en Jezus en de koningen ophouden. Er hangt een bewonderaar in het stro van het dak, vlak boven het kindje. Hij valt er nog net niet bovenop moeder en kind. Het is een wonder dat de stal überhaupt overeind blijft. Achter de stal zijn nog wat schooiers te zien. Het zijn vast de herders uit het veld. En tot overmaat van ramp komt er ook nog een half naakte man uit de stal gestapt. Zou dat Jozef zijn?

Het contrast met de drie koningen, Maria, Jezus en de toeschouwers op de panelen aan weerszijden is groot. Zij zijn gezond, goed gekapt en gekleed en ze kennen de etiquette. Ze staan netjes overeind of knielen voor het kind. En ze dragen dure cadeaus: wierook, mirre en goud. Bosch drukt ermee uit  dat met de geboorte van Christus twee werelden zich ontmoeten. Het Goddelijke, koninklijke versus het menselijke, armoedige. Jezus als zoon van God is mens geworden. En hij werd niet geboren in een paleis, maar in een stal. Tussen de schooiers. Tegenwoordig zouden we zoiets trouwens sociale mobiliteit noemen.

Kunstwerk: Hieronymus van Aeken Bosch / Jeroen Bosch, de aanbidding van de wijzen

Gezien in Museo del Prado, Madrid, december 2004


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Watervogel

—————————-

Kunstwerk: J.J. Audubon, the Birds of America, Flamingo (Phoenicopterus ruber)

Gezien in het Teylers Museum, Haarlem, januari 2004


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Stamgasten

Eén van de leukste bijbanen in mijn jeugd was die van ober in een café-restaurant met uitzicht over de Westerschelde. Ik werkte in het café-gedeelte en bediende de daggasten. Afhankelijk van de dag en het tijdstip waren dat mensen uit de stad, of Belgen die van het uitzicht over het water kwamen genieten. Vooral die Belgen gaven flinke fooien.

Onder de gasten waren ook zonderlinge types die dagelijks aan onze bar zaten. Ze hesen zich op vaste tijden op hun kruk en kregen zonder een woord te wisselen een biertje en borrel voorgezet. En dat een paar keer achter elkaar. Net als deze dame op het schilderij van Degas staarden ze wat voor ze uit. Ik vond dat indertijd een grappig fenomeen, van die stille drinkers die al vroeg op de middag aan de bier en borrels zaten. In de keuken, buiten het zicht, maakten we er grapjes over.

Pas later, toen ik ontdekte dat een kennis een stevige alcoholverslaving had, ben ik anders naar die drinkebroeders gaan kijken. Bij die kennis was het ook begonnen met zomaar wat biertjes. Maar toen hij in zijn leven stress meemaakte, ging hij drinken om te vergeten. En toen hij dat eenmaal deed, kon hij niet meer zonder. De verslaving vrat zich zo ver in dat niet de oorspronkelijke stress, maar de verslaving zelf zijn grootste probleem werd. De grens tussen gewoon een paar dagelijkse kopstoten en een ontsporende verslaving is mij te dun.


Kunstwerk: Edgar Degas, Au café, dit l’Absinthe, 1873

Gezien in Musée d’Orsay, Parijs, mei 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Pikant

Toen ik studeerde aan de Kunstacademie nodigde mijn tante me uit voor een tentoonstelling van een bevriende kunstschilder. De man zou ons samen met zijn vrouw in zijn overzichtsexpositie ontvangen en rondleiden. Onderweg waarschuwde mijn tante dat ik wel wat pikante dingen te zien zou krijgen. Ik maakte me niet echt zorgen, want ik had ruim een jaar zo goed als alles bezocht wat er in de Randstad aan kunst te zien was. Ik kon wel wat hebben, dacht ik.

Bij de entree werden we hartelijk ontvangen. De schilder was klein en timide. Zijn vrouw, ernaast was steviger, ze droeg een zwart mantelpak en parelketting. Zij voerde het gesprek. Na wat small talk stelde ze voor dat we een rondje zouden lopen over de expositie.

We betraden de eerste zaal met schilderijen. Ik zag voornamelijk figuratief werk dat helemaal niet pikant oogde. Kinderen voor een etalage, een vrouw met zonnebril bij een vuilniszak. Een dubbelportret van de schilder met Duchamps. Het viel me op dat de vrouw van de kunstenaar tijdens de rondgang wat bits en ongeduldig was. Ze viel hem geregeld in de rede, spoorde hem aan om op te schieten. Zou hij ooit een portret van haar hebben gemaakt, vroeg ik me af. Ze zou er vast het geduld niet voor hebben.

Maar toen kwamen we in de zaal, waar ik meerdere schilderijen zag van een naakte, volle vrouw, hangend in tuigjes, vastgesnoerd in corset met stevige gespen, met alles tussen haar benen vol in beeld. Vergeleken hiermee was  L’ Origin du Monde kinderspel.

Maar de werkelijke sensatie waren niet de taferelen op de schilderijen. Nee, de sensatie was dat het precies de vrouw van de kunstenaar was die daar in de tuien hing. En juist bij deze schilderijen vertelde het koppel uitgebreid over de lichtinval, de verfbehandeling, hoe moeilijk het is om die gesp te laten glimmen. Ze sloten af met de mededeling dat de werken al waren verkocht. Wat ze jammer vonden, want ze waren hen dierbaar.

Na wat doorvragen kwam het ten slotte ter sprake: ja zij was het en ze vond dat het de gewoonste zaak van de wereld was dat ze op deze manier onderwerp was van haar partners schilderijen. ‘Alles en iedereen is gericht op jonge vrouwen met maatje 34, terwijl het gros van de mensheid seks heeft met oudere vrouwen met een grotere maat. Wat is er mis met een lichaam van 50?’ En daar had ze helemaal gelijk in.


Kunstwerk: Bertus Weeda, [titel onbekend]

Gezien in het Belasting & Douane Museum, Rotterdam, maart 2009


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Nu daagt het in het oosten

Kunstwerk: Jan Mankes, Bomenrij, 1915

Gezien in MORE, Museum voor Modern Realisme, Gorssel, juli 2018


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Gevel

Ik ben wel eens met de auto naar de kathedraal van Rouen gereden om die voorgevel die Monet zo vaak schilderde in het echt te zien.

Het was een deceptie: de kerk was zwaar verwaarloosd. De gevel was zwart van de aanslag van het verkeer, er groeiden struiken en kleine bomen tussen de gevelstenen en de kerk was afgesloten met zware metalen deuren.

In Monet’s tijd was het beter, getuige de reeks schilderijen die hij van de Gotische voorgevel op verschillende momenten van de dag maakte.

Ik hoorde dat er inmiddels een restauratie heeft plaatsgevonden. Misschien moet ik er nog eens langs.


Kunstwerk: Claude Monet, La cathédrale de Rouen, le portail et la tour Saint-Romain, plein soleil. Hermonie bleue et or, 1894

Gezien in Musée d’Orsay, Parijs, mei 2001


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Apocalyps van Angers

Met evenveel enthousiasme bestudeerden mijn toen zevenjarige zoontje en ik de serie 14e eeuwse wandtapijten die we vonden in een schaars verlichte kelder van het Chateau ‘d Angers in Frankrijk. Op de tapijten was de apocalyps uitgebeeld, zoals beschreven in het laatste bijbelboek. Het is geen vrolijke kost: engelen met bazuinen kondigen het einde der tijden aan, zevenkoppige draken en duivels brengen chaos en wanorde en engelen scheiden de rechtvaardigen van de slechten. En helemaal op het eind van de serie creëert God het Nieuwe Jeruzalem.

Maar waarom vond mijn zoontje die tapijten nou zo mooi? -Alle dramatische poppetjes, rare draken, duivels en engelen leken zo op de figuren op zijn Pokemon kaarten. Het fantasy genre lijkt van alle tijden.


Kunstwerk: (anoniem), tenture de l’Apocalypse, La Jérusalem nouvelle

Gezien in Château d’Angers, augustus 2020


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Angst

Ik heb in mijn kindertijd veel nachten naast mijn ouders in bed doorgebracht omdat ik bang was van beelden zoals deze. Dan had ik bijvoorbeeld een enge film gezien op een kinderfeestje en lag ik er ’s avonds eindeloos aan te denken. Het was als een film die je maar blijft afspelen in je hoofd, en waar je telkens weer een nieuw gruwelijk detail aan toevoegt. Misschien had ik iets te veel fantasie.

Ik had specifiek angst dat monsters, geesten of andere slechteriken mij zouden aanvallen of overnemen. Dat geesten in je lichaam komen, of dat je wordt opgegeten zoals deze Saturnus doet. Ik vond ook het Bijbelse verhaal van Abraham en Isaac heel eng. Dat je vader in staat is om jou op last van God op het hakblok te leggen, vond ik een onthutsende gedachte.

Het verbaasde me dat andere kinderen veel minder last van angsten leken te hebben dan ik. Op school werd altijd opgeschept over welke enge films men nu weer had gezien, terwijl ik het tot mijn tienertijd uit zelfbescherming hield bij Disney en Dik Trom. Eigenlijk hou ik nog steeds niet van enge films.

Ik dacht dat het een zwakte van mij is dat ik zo snel angstig werd van film en beeld. Dat ik het kan (en moet) overwinnen, door gewoon vaker naar enge dingen te kijken. Maar daar denk ik inmiddels heel anders over. Ik denk dat er daadwerkelijk een relatie zit tussen angst en fantasie. Van dat laatste heb ik gewoon heel veel en dat heeft me zowel persoonlijk als professioneel veel gebracht. Ik ben goed in het maken van associaties, in zien van dingen die er nog niet zijn, in het scheppen van iets nieuws.

Daarnaast koester ik de naïviteit die je als kind hebt, maar die gaandeweg je leven steeds meer verdwijnt. Dat enge dingen nog echt eng voelen. Wat heb je eraan dat je niet meer in de war bent van het beeld dat iemand wordt afgeslacht?

Dit alles is voor mij extra relevant omdat mijn zoontje precies de angsten voor enge plaatjes en films heeft als ik had. Op zijn beurt ligt hij ’s nachts vaak naast ons in bed. Ik vertel hem dan dat ik helemaal begrijp wat hij voelt. En dat het er mag zijn.

Kustwerk: Francisco de Goya, Saturn devouring on of his sons.

Gezien in Museo Nacional del Prado, december 2004


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Opstanding

Kunstwerk: Jan van Eyck (?), Drie Maria’s aan het graf, ca 1430-1435

Gezien in Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam, oktober 2012


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Het Grote Niets

Ik was ooit bij een grote Mark Rothko tentoonstelling in het Gemeentemuseum (nu ‘Kunstmuseum’) Den Haag. Het was er afgeladen vol en de bezoekers kakelden er op los. Je kon geen schilderij bekijken zonder dat er iemand in je blikveld sprong. Het geluid van al die pratende mensen was oorverdovend. Alle magie van de metershoge, met eindeloos veel laagjes verf opgebouwde kleurvlakken, was plotseling verdwenen.

Wat dat betreft deed Stedelijk Museum Schiedam het beter. Daar werd slechts één van het Boymans geleende Rothko tentoongesteld in een aparte kamer, waar je als bezoeker gedurende 10 minuten in je eentje naar binnen mocht. Zittend op een bankje, starend naar de vaag begrensde kleurvlakken, droom je gemakkelijk weg. Je volgt de lijnen en vlakken, je ziet ze voor je ogen een beetje zweven en weer verzinken. Je denkt even alleen aan die vlakken en aan  …. het Grote Niets.


Kunstwerk: Mark Rothko, Yellow and Blue (Yellow, Blue and Orange), 1955

Gezien in Gemeentemuseum (nu Kunstmuseum) Den Haag, september 2014


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Eenzaamheid

Het jaar dat ik op de kunstacademie studeerde, was ik vaak alleen. Ik had geen aansluiting bij het Haagse studentenleven, ik deed weinig met mijn klasgenoten en ook binnen mijn studentenhuis had ik weinig vrienden (in tegendeel: ik werd er ronduit gepest). Ik had dus veel tijd met mezelf door te brengen: ik schreef veel in mijn dagboek en maakte reisjes alleen.

Eén van die reisjes was naar het Stedelijk in Amsterdam. Daar zag ik op een bankje voor deze Picasso een meisje, met precies zo’n opschrijfboekje als ik gebruikte als dagboek. Ze schreef erin, terwijl ze af en toe opkeek naar het schilderij. Ik ging naast haar zitten en vroeg wat ze deed. Ze bleek studente kunstgeschiedenis en voerde een analyse uit. ‘Dit is zó’n bijzonder schilderij, moet je kijken hoe alle lagen over elkaar bewegen’.

Ik keek op en het was alsof ik door haar ogen opeens een heel ander schilderij zag. Inderdaad, dit was niet alleen een mooi compositie van vormen en kleuren, maar je herkende ook duidelijk verschillende aanzichten en onderdelen van een gitaar, met centraal een wit plectrum om de snaren te bespelen. Het was tot een mooie compositie gesmeed waarbij vorm en ruimte leken bevrijd, om op een betere manier de essentie vast te leggen van dat gitaar.

Ik had natuurlijk moeten zeggen dat ik herkende wat ze zo mooi vond, dat ik aan de kunstacademie studeerde en precies met deze thema’s bezig was. Maar dat deed ik allemaal niet. Ze was duidelijk verzonken in haar analyse en hield het bij die ene enthousiaste vingerwijzing. Na een tijdje met haar te hebben meegestaard groette ik haar en vervolgde mijn tocht opnieuw alleen door het museum. Sindsdien kijk ik toch anders naar de kubistische schilderijen van Picasso. Ik zie de lagen bewegen. Maar ik voel ook de eenzaamheid en mijn toenmalige onvermogen om daar uit te breken.


Kunstwerk: Pablo Picasso, stilleven met gitaar, 1924

Gezien in het Stedelijk Museum Amsterdam, september 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Onwetendheid

Een goede vriend nodigde me uit voor een avond over de waarheid achter de val van het WTC in New York. Hij was actief binnen een organisatie die de officiële lezing van deze ramp, namelijk dat de torens instortten omdat er twee door moslimextremisten gekaapte vliegtuigen invlogen, betwijfelt. Tijdens de avond zouden we alternatief bewijs te zien krijgen. En het pleidooi horen om het onderzoek naar de toedracht te heropenen. Die vriend was echt een intellectueel en had ik hoog zitten, dus nam ik zijn uitnodiging aan en toog naar de bijeenkomst.

Wat is aantrof zal ik niet snel vergeten. In een zaaltje met ongeveer 50 mensen, vertelde een bevlogen Amerikaan een verhaal dat zó sterk was, dat je er naderhand geen andere conclusie kon trekken dat de toren niet zijn ingestort vanwege de inslag van de vliegtuigen.

Hij bouwde het zorgvuldig op, eerst vertelde hij over de andere complexen van het WTC die zonder vliegtuiginslag óók waren ingestort, vervolgens vertelde hij over hoe slopers torens gecontroleerd laten instorten met explosieven in het gebouw. Ten slotte vertelde hij dat de beelden en de getuigenverklaringen van de instorting van de Twin Towers daar verdacht veel op lijken. Tussendoor vroeg hij zijn publiek door middel van handopsteken aan te geven of ze hem geloofden of niet. En zo niet, mocht men meteen vertellen waarom dan niet.

Ik had wel meteen door dat hier een fantastische demagoog aan het werk was. De manier waarop hij zijn verhaal opbouwde, met gelikte filmpjes en animaties, en de manier waarop hij ons publiekelijk dwong om vóór of tegen zijn verhaal te zijn, waren doorzichtige trucjes. Maar tegelijk frustreerde het me dat ik zijn theorie niet met een simpele vraag onderuit kon halen. De man in de jaren dat hij dit verhaal had verteld al alle paadjes uitgelopen, hij had overal een antwoord op. De kennisongelijkheid tussen de verteller en ik als onnozele luisteraar, was simpelweg te groot.

Ik vond het een erg ongemakkelijke avond waar ik me voor het eerst bewust werd van hoe weinig ik weet en hoeveel ik op anderen moet vertrouwen om de wereld min of meer te snappen, maar ik niet weet op wie. Vroeger volgde ik mijn ouders, de dominee in de kerk of de leraren van de middelbare school. Maar wat moest ik nu met types als deze Amerikaan? Ik besefte me dat ik als leek helemaal niks weet en ik nooit meer zomaar iets van een ander moet aannemen. Ik ben inmiddels een stuk kritischer.


Kunstwerk: Jakob de Jonge, ‘As I see the towers fall’

Gezien op de afstudeerexpositie van de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten, Den Haag.


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Fit

Het moment dat je maximaal gestudeerd, geoefend of getraind hebt, om op de toppen van je kunnen te presenteren, klaar voor die éne test, dát drukt voor mij de David van Michelangelo uit. Van het afzwemmen voor mijn A-diploma, tot het geven van mijn afstudeerpresentatie aan de universiteit. En van het fietsen van de Marmotte tot het lopen van de marathon, ik stond telkens helemaal ‘fit for the job’ aan de start.

Er is iets moois aan fit zijn. Precies de goede slagen maken in het water, mooi op je fiets zitten en precies het juiste vertellen in een presentatie, het zijn allemaal glimpen van perfectie die zeldzaam zijn. Deze David ziet er ook heel mooi uit. Hij heeft een mooie pose, is atletisch en hij heeft een prachtige gefocuste blik. Ik zou ook wel zo gespierd en gracieus willen zijn als deze David. Maar ik heb een slungelig lang lijf. Van nature sta ik krom. Ik heb lange armen waar ik nooit raad mee weet.

David lijkt zich trouwens helemaal niet bewust van hoe mooi hij is. Hij is zó gefocust dat hij alleen lijkt te bestaan voor dat ene gevecht met Goliath, dat hij een paar ogenblikken later zal aangaan. Ik vind het prettig wanneer ik in een soortgelijke tunnel richting een grote prestatie zit. Vlak voor mijn afstuderen bijvoorbeeld had even geen sociale contacten en deed ik niets anders dan eten slapen en studeren. Dat vond ik een fijne tijd. Meer nog dan dat fitte lichaam zou ik meer van die focus en tegelijk van het onbewuste van David willen hebben. Niet denken aan alle afleidende randzaken, maar gewoon die focus op waar je voor wil zijn.


Kunstwerk: Michelangelo Buonarroti, David (1501-1504)

Gezien in Galleria dell’ Accademia, Florence, april 2005


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Invechten

Toen ik bouwkunde studeerde in Eindhoven kon ik pas lid worden van een studentenvereniging indien ik me met mijn jaargenoten aan het einde van de ontgroeningsweek wist in te vechten in de sociëteit. Dat invechten zag eruit als wat de rugbyspelers op dit prachtige schilderij van Pyke Koch doen. Je slaat je armen om je teamgenoten, buigt voorover, gooit je tegen het andere team aan en begint te duwen en te sjorren.

Ik kan me die avond helemaal op het einde van de week nog levendig voorstellen. We hadden op de middag ervoor nog ‘les’ gehad hoe je dat invechten precies doet. Veel duwen dus, mensen aan de revers van hun jasje of trui vastpakken, hard schreeuwen. We fietsten vervolgens met alle eerstejaars in colonne naar de sociëteit. Die was gevestigd in een lelijk betonnen gebouw tegenover de universiteit, dat niet voor niets ‘de Bunker’ werd genoemd. De sociëteitszaal was op de eerste verdieping, we dienden ons dus al schreeuwend en duwend een trap naar boven te nemen, terwijl de verenigingsleden ons tegenhielden.

Wat we niet wisten, was dat we direct na het openen van de deuren helemaal werden afgespoten met de brandslang. En vervolgens, dat één middagje oefenen niet genoeg was om partij te bieden aan de duidelijk veel beter getrainde verenigingsleden. Het duurde dus uren voordat we een metertje naar binnen waren opgeschoven. En dat was vooral omdat de ouderejaars liever bier gingen drinken dan dat ze ons bleven tegenhouden.

Afijn, je kan denken dat dit allemaal heel zielig was voor ons. Maar ik vond het dus een fantastische ervaring die ik mijn leven niet meer ga vergeten. De spanning vooraf, de eendracht die je voelt wanneer je je als groep optrekt en de ontlading wanneer je dan toch eindelijk binnen staat… Het was een mooi spel.


Kunstwerk: Pyke Koch, Scrum IV, 1979

Gezien in het Centraal Museum, Utrecht, januari 2018


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Narigheid

Dat vlot van de medusa is een idioot schilderij vol lijken, stervenden en een schip aan de horizon dat de schipbreukelingen zal redden. Het is gigantisch en hangt in een enorme zaal in het Louvre in Parijs. Op school leerde ik dat Géricault ter voorbereiding op dit schilderij speciaal naar mortuaria ging om de kleuraccenten op de huid van dode mensen te bestuderen. En dat dit schilderij qua thematiek helemaal past in de tijd van de Romantiek: een groepje nietige mensen dat is overgeleverd aan de krachten van de natuur.

Het kaartje dat ik ervan heb, kocht ik in mei 2000, het was net na mijn eindexamen en ik was in Parijs met drie vrienden van mijn vwo-klas. Na de zomer startte ik naar mijn basisjaar aan de kunstacademie. Ik zoog echt álles op wat ik te weten kon komen over de grote schilders, zoals deze Géricault met zijn lijken.


Kunstwerk: Géricault, Le radeau de la Méduse, Salon de 1819

Gezien in Musée du Louvre, Parijs, mei 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Stad

Eén van de dingen die ik het meeste waardeer aan Nederland, is onze pragmatische planningstraditie. Het is een vaak verteld verhaal, maar daarom niet minder waar: wij bestaan omdat we konden en móesten samenwerken om het water buiten te houden. En juist omdat we dat water wisten te controleren werden we rijk van de handel, want nergens was het zo goed aanleggen als bijvoorbeeld in Zutphen, Veere en uiteindelijk in dit Amsterdam.

Het is die ‘can do’ mentaliteit die mij inspireerde om Bouwkunde te gaan studeren en een rol te spelen in het vormgeven van onze steden. Ik ben gek op het principe ‘stad’, dus het geheel van gebouwen, straten, pleinen, parken en waterlopen. Het is de onderlegger voor oneindig veel leven, patronen en systemen, dat ons leven gedurende de tijd steeds beter heeft gemaakt.

Inmiddels werk ik als volkshuisvester aan de stad van dit schilderij, Amsterdam. Omdat die stad inmiddels zó populair is, wordt wonen steeds minder betaalbaar. Alleen voor de happy few met veel vermogen, een hoog inkomen of goede connecties. Daarom zet mijn corporatie (Rochdale) zich er man en macht voor in dat óók mensen met een laag inkomen in de stad kunnen wonen. Wij geloven dat juist de mix van rijk en arm de steden tot een succesvolle plaatsen maakt. Je hebt elkaars kunde, energie, vermogen en creativiteit nodig. Juist ook die van mensen met weinig geld.

Wij hebben trouwens op een enkele uitzondering na helemaal geen bezit in deze dure grachtengordel en omgeving. Integendeel: wij zijn groot in de buitenwijken van Nieuw-West, Zuidoost en Noord. Maar dat wordt inmiddels de 20ste eeuwse grachtengordel genoemd. Klinkt niet slecht.


Kunstwerk: Gerrit Adriaensz. Berckheyde, ‘Gezicht op de Gouden Bocht Herengracht vanuit het oosten, 1671-72.

Gezien in Amsterdam (Rijksmuseum), september 2020


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Betrekkelijkheid

Mijn vriendin is gek op ruïnes. In de bijna twintig jaar dat we samenzijn bezochten we er dus vele, vooral in Italië, het land dat eigenlijk één grote ruïne is. In Pompeï, hier afgebeeld door Carel Willink, was ik nog nooit. Wel op het Forum Romanum in Rome, in het antieke Ostia en in veel recentere, door aardbevingen verwoeste dorpjes op Sicilië.

Die ruïnes geven mij een wat ongemakkelijk gevoel. Achter elke omgevallen pilaar zit wel een interessant verhaal. Elke steen die op de andere gestapeld is, getuigt van vroeger leven en cultuur, die telkens minstens zo geavanceerd blijkt als de onze. Er was handel, cultuur, openbaar bestuur. En die oude nederzettingen zaten stedenbouwkudig goed in elkaar. Ruïnes geven mij dus het besef van de betrekkelijkheid van mijn tijd en dat alle mensen en culturen slechts passanten zijn. Eén vulkaanuitbarsting verder en we zijn passé.


Kunstwerk: Carel Willink, ‘Late bezoekers aan Pompeï’, 1931.

Gezien in: Rotterdam (Boymans-van Beuningen), mei 2005


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Pumps

Precies deze rode pumps stonden tijdens de crematie van een nabije vriendin naast haar kist. Pas toen ik ze zag staan, besefte dat zij daar daadwerkelijk in lag. Dat raakte me toen heel hard. Tot dat moment had ik de berichten over haar ongeluk beleefd alsof het niet echt bij haar hoorde. Het was via het landelijke nieuws tot ons gekomen: ‘Nederlandse arts verongelukt bij een helikopterongeluk in Nepal’. Na het lezen belde ik meteen haar vriend. Hij nam op en bevestigde koeltjes: ja zij was het. Het leek alsof hij het zelf ook nog niet besefte.

De crematie was een loodzware bijeenkomst. De zaal was tot de nok toe volgeladen met mensen die het minstens zo moeilijk hadden als ik. Speeches gingen alle kanten uit. Over haar jeugd, haar relatie en haar laatste weken in Nepal. Ze waren allemaal even hartverscheurend.

En tegelijk had ik ook mijn eigen verdriet. Ik vond het zo’n waardevolle, bijzondere vriendin, die zoveel goeds deed ver van huis. We vonden het zó vanzelfsprekend om eens in de zoveel tijd met haar af te spreken en wilden nog veel meer met haar beleven. En nu was ze er niet meer. Het voelde -en dat doet het nog steeds- alsof met haar ook een stukje van mezelf is overleden.

Kunstwerk: Salvador Dalí, Objet escatologique de fonctionnement symbolique

Gezien in museum Boymans van Beuningen, Rotterdam, mei 2005


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Sloot

Mijn vroegste herinnering is dat ik in een sloot lag. Het was in het gehucht ‘Altena’, midden in Zeeuws-Vlaanderen, waar ik werd geboren en waar ik mijn eerste jaren met mijn ouders en broer en zus tussen de boerenlanden woonde. Tussen onze straat en de akkers was een slootje, waar de kinderen in de buurt planken over legden en boven het water balanceerden. Dat wilde ik ook wel eens. En zo wankelde ik van zo’n plank het water in.

Het was gelukkig geen diepe sloot. Ik herinner me dat ik me besefte dat ik op dat moment hetzelfde voelde als een kikker, wat ik een grappig idee vond. Mijn kleren plakten aan mijn benen. Stinkend naar slootwater ben ik naar huis gebracht. Mijn moeder zette me meteen na aankomst in bad.

—————–

Kunstwerk: M.C. Escher, Drie werelden, 1955

Gezien in het Escher Museum, Den Haag, augustus 2019


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Idylle

Het dichtste dat ik bij Paul Gauguins Tahitiaanse idylle kwam, was tijdens een vakantie op het Kaapverdische eiland Santo Antao. Alleen de reis was al exotisch. Met het vliegtuig landden we op het piepkleine vliegveld van buureiland Sao Vincente en maakten vervolgens een overtocht per veerboot naar Santo Antao. We werden opgewacht door een horde taxichaffeurs die ons met hun pickup trucks naar ons hostel wilden brengen. Dat hostel was in een klein dorp aan zee. We keken uit over een klein riviertje en terwijl we insliepen hoorden we het geruis van de branding. Het was er behoorlijk idyllisch.

Tijdens wandelingen over het eiland zagen we tafereeltjes als deze. Het was er groen, zonovergoten en warm. We zagen felle kleuren, exotische bloemen, magere zwerfhonden en jonge vrouwen in de schaduw van bomen. Velen bleken al wat tanden te missen. We zagen ook veel armoede.

We zijn ook een paar keer lelijk tegen de grenzen van een fijne vakantie aangelopen. Zo maakten we een dag een wandeling naar de top van een vulkaankrater. Mijn vriendin was tegen het einde zo moe dat ik haar moest helpen lopen. Ondertussen kreeg enorme blaren op mijn hielen van mijn nieuwe speciaal aangeschafte wandelschoenen. Maar die krater, met de ruïne van een verlaten dorp, was adembenemend.

Maar het meest benarde moment was toen we een lift hadden gekregen van een jongen, die ons tegen betaling van een dorpje aan de andere kant van het eiland naar ons hostel bracht. Voor we het dorpje verlieten maakte hij met ons op de achterbank nog een extra ronde door de winkelstraat, waar het leek alsof hij het door ons betaalde geld meteen uitgaf.

Vervolgens racete hij met meer dan 100 op de teller in het halfduister over de kasseien. Hij toeterde voor elke smalle tunnel  en scherpe bocht, we zagen hertjes en allerlei andere dieren wegspringen voor zijn schijnwerpers. In dorpjes stoven we tussen spelende kinderen door. Het leek hem weinig te deren. Wat was ik blij toen ik nog trillend op mijn benen inmiddels in het pikdonker naast die auto stond.


Kunstwerk: Paul Gauguin, Arearea (Joyeusetés), 1892

Gezien in Parijs, Musée d’Orsay, juli 2014


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Verwondering

Ik vraag me wel eens af wat mensen in de prehistorie moeten hebben gedacht bij alle weersverschijnselen zoals onweer, regenbogen, zonsverduistering of zo’n fantastische wolk die ’s avonds opeens oranje kleurt in het licht van de ondergaande zon.

Wij moderne mensen kennen de wetenschappelijke verklaring en daarmee is ook een groot gedeelte van de magie verdwenen. Want ja, zo’n wolk is maar een concentratie damprijke lucht, die op een bepaalde manier, door de ondergaande zon, wordt aangelicht.

Maar gelukkig is er het vroege werk van Mondriaan, dat doorspekt is met verwondering over de natuur en de intensiteit van de kleuren. Want als je even zo’n wolk ziet boven het steeds duister wordende land, dan is dat gewoon magisch.


Kunstwerk: Piet Mondriaan, De rode wolk, 1907

Gezien in het Gemeentemuseum (nu Kunstmuseum) Den Haag, juli 1999


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Molen

Op mijn racefiets ben al vaak langs tafereeltjes als deze gereden. Dit is Midden-Delfland, waar ik zo goed als direct naast woon. Vroeger reed ik er met mijn collega’s van het architectenbureau waar ik werkte. Het waren allemaal buitenlanders en ze stapten geregeld af om even een foto te maken.

Ik heb zelf ook wel iets met molens. De directe koppeling tussen windkracht en productie heeft iets magisch. Die wieken die met zoveel snelheid en kracht draaien. Het ambachtelijke houtwerk binnenin. Ik was ooit in een zaagmolen in het Friese IJlst, waar de zaagbladen waarmee dikke boomstammen werden verzaagd langzamer en sneller bewogen, afhankelijk van de wind. Fantastisch.


Kunstwerk: Johannes Henrik Weissenbruch, Landschap met molens bij Schiedam, 1873

Gezien in museum Boymans Van Beuningen, Rotterdam december 2009


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Standjes

We wandelden met een groepje piepjonge eerstejaarsstudenten van de Haagse kunstacademie door het Stedelijk Museum en we zagen dit knipperende kunstwerk van Bruce Nauman, getiteld ‘seven figures’. De neonfiguren lichtten ritmisch, om beurten aan. Beweging suggererend. We lachten als pubers, maar ook een beetje beschaamd.

Het groepje studenten waar ik veel tijd mee doorbracht, was eigenlijk veel te braaf voor een kunstacademie. De Koninklijke Academie in Den Haag, waar ik studeerde, stond bekend als een klassieke academie, met veel aandacht voor het ambacht van schilderen en tekenen. Het trok de wat bravere student aan. Helemaal niemand heeft dat jaar iets gemaakt dat ook maar raakte aan seks of pornografie. Maar we vonden zo’n kunstwerk toch wel erg interessant. Ik kocht er dus een kaartje van.


Kunstwerk: Bruce Nauman, seven figures, 1941

Gezien in het Stedelijk Museum Amsterdam, september 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Zelfmoord

Toen we op een middag op vakantie aan de Franse kust terugkwamen van het strand vonden we een mysterieuze fax onder een steen voor de tent. Mijn broer had hem vanaf thuis naar onze camping gestuurd, zodat wij (mijn ouders, zus en ik) onmiddellijk op de hoogte waren van het drama dat zich had afgespeeld: Paul had zelfmoord gepleegd.

Die Paul was een kennis uit de vriendenkring van mijn zus. Hij was het laatste jaar verliefd geworden op een meisje uit die kring. De twee hadden een kortstondige relatie gehad, maar zij had het uitgemaakt. Sindsdien was hij helemaal in de war. Hij schreef drammerige brieven, hij wachtte haar op de gekste momenten op en hij overnachtte eens in haar achtertuin.

Aanvankelijk hadden we er wat lacherig over gedaan. Die arme jongen met zijn liefdesverdriet. Maar dat werd steeds minder omdat hij in die brieven ook hintte op zelfmoord. We vonden het erg vervelend dat hij dat als drukmiddel gebruikte. Vervolgens leek het alsof het de laatste weken juist wat beter met hem ging. Maar nu dit.

Hoewel ik die jongen nauwelijks kende, had zijn zelfmoord een gigantische impact op me. Met mijn ouders besprak ik hoe hij het gedaan zou hebben, want dat stond niet in de fax. Het enige dat we wisten, was dat hij gevonden was in een dorpje aan de Westerschelde. Ik maakte me de voorstelling dat hij was gaan zwemmen met stenen om zijn nek. De volgende dag zwom ik zelf in zee en stelde ik me voor hoe ik me zou voelen. Opeens was de Franse kust, waar ik tot dat moment zo van genoot, een duistere, enge plek.

Later hoorden we dat zijn zelfmoord niet in zee was. En jaren later vertelden mijn ouders dat ze spijt hadden dat we niet meteen na het bericht naar huis waren gegaan. Want echt vakantie is het daarna niet meer geworden.

————————

Kunstwerk: Vincent van Gogh, Korenveld met kraaien F779, 1890

Gezien in het Van Gogh Museum, Amsterdam, juli 1999


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Vlekken

Ik heb ooit de bijzondere ervaring gehad dat ik gevoelsmatig minutenlang in dit schilderij was. Ik stond ervoor en lange tijd zag ik geen schilderij, maar ik zag slechts ritmes,  kleuren en licht. Ik kan me specifiek herinneren dat de twee horizontale stroken beige-geel, gevormd door de achterkant van de hoge banken midden in de kerk, me betoverden. Ze leken vanwege de felle kleur en de donkere schaduw naar me toe te zweven. Alsof ik ze kon grijpen.

 Ik denk dat dat komt omdat de schilder Saenredam het perspectief zo goed beheerst, je wordt door al die lijnen als het ware het schilderij ingezogen. Tegelijk wordt de voorgrond door de lichtwerking (de achtergrond veel lichter dan de voorgrond) gevoelsmatig naar voren gestuwd.

 Maar het komt ook omdat het interieur lijkt op de kerk waar ik in mijn jeugd vaak kwam. Die kerk had ook witgepleisterde muren, een stenen vloer en houten kerkbanken. Ook daar waren de bezoekende gemeenteleden als smetjes op het perfecte wit.

In die kerk van mijn jeugd gebeurden trouwens vreemde dingen. Omdat er zoveel oude mensen kwamen, viel er geregeld iemand flauw tijdens de dienst. Dan werd die persoon weggedragen, terwijl de gemeente extra liederen zong. Van één geval hoorden we nog tijdens de kerkdienst dat hij overleden was. De dominee merkte meteen op dat je nergens beter kunt overlijden dan in Gods huis.

Ook herinner ik me dat er veel ruzie werd gemaakt. Tussen komende en gaande dominees. En tussen de kerkraden van de onze en de andere wijkgemeenten in de stad. Uiteindelijk hebben we nog meegemaakt dat de kerk werd afgestoten.

Ook met de kerk van dit schilderij, de Sint Odulphuskerk in Assendelft,  is het niet goed afgelopen. Hij was in de 18e eeuw, na langdurig wanbeheer zó bouwvallig, dat hij is gesloopt. Al wat rest is dit schilderij.


Kunstwerk: Pieter Saenredam, Interieur van de St. Odulphuskerk te Assendelft

Gezien in het Rijksmuseum, Amsterdam, maart 2001


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Horror

Het was geen vrolijke kost. Ik was op een overzichtstentoonstelling van het werk van Francis Bacon in het Gemeentemuseum (nu Kunstmuseum) Den Haag. We waren er met een groepje van de kunstacademie en we vergaapten ons aan de felgekleurde horror. Ik zag een schilderij van Van Gogh, zeulend met een loodzware schildersezel, een portret van een gekooide en verminkte paus Innocentius X en ik zag veel triptieken van schepsels onder het kruis, waaronder deze.

Hoewel ik er zelf wel van genoot, hadden mijn medestudenten het er een stuk moeilijker mee. Een van mijn beste vrienden uit de academieklas was uit zelfbescherming thuis gebleven. Hij was paragnost en zag dingen die normale mensen niet zien: geesten en energie. Hij was bang dat hij zoveel naargeestigheid niet zou trekken. Ook surrealistische schilderijen zoals die van Dalí bekeek hij met een andere intensiteit dan wij. Voor hem waren die geschilderde dromen écht.

Zelf maakte hij ook schilderijen: wat statische portretten met veel detail, geschilderd in zuurstokroze en appeltjesgroen. Het leek alsof hij schilderde om een houvast te hebben.

Laatst was ik weer in dat Kunstmuseum. Er is nog steeds een zaal met Bacon’s, aangevuld met een installatie van Bruce Nauman, waarin afgietsels van honden aan touwen rond hun nek worden rondgesleept in een carrousel. Het ziet er verschrikkelijk uit. Ik hoop dat die jongen die zaal overslaat.


Kunstwerk: Francis Bacon, Three Studies for Figures at the Base of a Crucifixion, 1944

Gezien in Gemeentemuseum (nu Kunstmuseum) Den Haag, februari 2001


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Strobalen

Mijn allereerste jaren bracht ik door in het rijtje huizen dat nu het gehucht ‘Altena’ heet, midden in Zeeuws Vlaanderen. Dat was een mooie plek tussen de akkers, op enige afstand van het naastgelegen dorp. We kenden alle mensen in de straat en ook de boeren rondom.

Op een dag waren van een boer de koeien uitgebroken en werd de hele straat opgetrommeld om ze terug de wei in de drijven. Een andere dag werd met groot materieel en felle lampen tot diep in de nacht de aardappelen gerooid. Vanuit mijn slaapkamerraam had ik daar mooi zicht op.

Van die boeren mochten wij op het land spelen. Ik herinner me dat we verstoppertje speelden tussen het mais en riddertje op de net geoogste strobalen. Anders dan op dit schilderij van Vincent van Gogh waren dat vierkante blokken, die soms wel een meter of tien hoog werden opgestapeld, een perfect kasteel.

Het spel werd ruw verbroken door een grote intimiderende man die plotseling verscheen. Hij sommeerde ons om ogenblikkelijk van de balen af te komen, zette ons op een rijtje en begon een enorme tirade. Het bleek een boer uit een ander dorp, die de akker voor een jaar gepacht had. Wij ruïneerden zijn stro.

Ik herinner me hoe bang ik van die man was. Hij kwam steeds dichterbij en hield maar niet op. Totdat hij één van de oudste kinderen een harde klap in het gezicht gaf. De arme jongen kromp in elkaar en zijn bril brak in tweeën. Ongeveer even beduusd als ons stapte hij vervolgens weer naar achteren en liet ons gaan.

Het verhaal werd alleen maar indrukwekkender toen we thuiskwamen en mijn vader na het horen van ons verhaal direct de wijkagent belde, die meteen kwam. Ik kan nog precies voelen hoe heftig ik het vond dat er opeens een man in uniform in onze woonkamer zat. Want ik verkeerde in de veronderstelling dat die agent kwam om ons nogmaals straf te geven. Groot was de opluchting toen de agent bij het weggaan over mijn hoofd aaide en hij verklaarde dat hij die man eens goed de les ging lezen.


Kunstwerk: Vincent van Gogh, Korenschelven in de Provence, 1888

Gezien in museum Kröller-Müller, Hoge Veluwe, september 2020


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Tuin

Toen wij vijf jaar geleden ons huis kochten, kregen we er ook een tuin bij die voor de vorige eigenaren te groot was om goed te onderhouden. Het huis was omgeven door een soort oerwoud. Er waren perken vol rododendrons die metershoog waren opgeschoten, er was een bamboestruik die was uitgegroeid tot gigantische proporties en er was een beukenboom die veel te dicht tegen het huis was geplant en nu met zijn wortels op de fundering rustte. We moesten dus nogal wat snoeien en kappen om de tuin überhaupt begaanbaar te maken.

Maar de tuin had ook een paar pareltjes. Bijvoorbeeld een gigantische, winterharde bananenboom, met zijn grote bladeren, en die nu al jaren op rij kleine (niet eetbare) banaantjes geeft. En daarnaast een paar prachtige bomen, waaronder een grote es en een hoge berk. Maar de mooiste boom is de grote tulpenboom die direct naast onze woonkamer groeit. Elk voorjaar trakteert hij ons op een explosie van kleur, vergelijkbaar met deze appelboom van Charley Toorop.

Die boom moet ik elk voorjaar ook goed in de gaten houden, want zodra er knoppen in beginnen te komen, willen mijn ouders er graag takken vanaf zagen om thuis in een vaas te zetten. Op zich gun ik ze die takken wel, maar ze hebben de neiging om alleen de makkelijke takken onderaan te zagen. Onze boom heeft er een tijdje bijgestaan als een acaciaboom in de Giraffeweide van Blijdorp: kaalgeplukt tot daar waar de mens / giraffe kan reiken. Maar sinds ik elk voorjaar de lange ladder uit de schuur haal, gaat het een stuk beter.


Kunstwerk: Charley Toorop, Oude bloeiende appelboom (1949)

Gezien in Museum Kröller-Müller, september 2020


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Close up

Het bijwonen van de jaarlijkse Matheüs Passion is een ware familietraditie. Op mijn vijftiende nam mijn moeder me voor het eerst mee naar een uitvoering in het Zeeuws Vlaamse Aardenburg en ik was meteen verkocht.

We hadden immer een plaatsje achterin de kerk, op een smalle tribune, waar ik mijn lange benen urenlang in de nauwe ruimte tussen de stoelen vouwde. Hoewel het podium ver weg was en de mimiek van de solisten nauwelijks zichtbaar, kwam de muziek als een vloedgolf over ons heen. Ik herinner me ook dat er altijd wel een moment was dat de zon binnenviel door de oude Gotische kerkramen. Dat was altijd magisch.

Inmiddels komt mijn familie jaarlijks naar de Doelen. Misschien mede omdat we vroeger altijd achterin zaten, reserveren we nu altijd belachelijk ver vooraan. Zo hadden we vorig jaar een Mattheus lang precies het uitzicht van dit schilderij van Degas, pontificaal voor de hoboïsten van het linker orkest. Sindsdien luisteren we opeens heel anders naar de hobo partij. Ook herkennen we de musici inmiddels: de lange contrabassist die altijd de eerste noot van het openingskoor inzet, voelt als een vertrouwde vriend.


Kunstwerk: Edgar Degas, l’orchestre de l’Opéra, 1870

Gezien in Gemeentemuseum (nu ‘Kunstmuseum’) Den Haag, april 2002


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Déja Vu

In het eerste jaar dat ik in Eindhoven woonde, had ik een kamer in een rijtjeshuis in het saaie Woensel-Noord. Op een zondagavond in maart kreeg mijn nieuwe vriendinnetje op bezoek en maakten we een lange fietstocht rondom mijn wijk. Opeens, tussen de kale winterse akkers, doemde het dorpje Nuenen op, met wat verscholen tussen de bomen dit kleine kerkje. Ik voelde de opwinding dat je iets herkent, terwijl je er toch nog nooit bent geweest. Ja, dit was dat kerkje van het schilderij van Van Gogh, waar zijn vader predikant was. We maakten een rondje rond het gebouw, ik zocht naar de juiste hoek vanwaar Van Gogh het getekend had en vond een monument. Prachtig. Onderweg terug naar huis viel het duister in en het werd hartstikke koud.


Kunstwerk: Vincent van Gogh, Het uitgaan van de Hervormde kerk te Nuenen, 1884

Gezien in het Van Gogh Museum, Amsterdam, juli 1999


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Toelating

Onze tekenmappen lagen op lange tafels in één van de mooiste zalen van het Haagse  kunstacademiegebouw. En wij -aspirant studenten- wachtten buiten in de hal op de toelatingscommissie, die ons één voor één naar binnen riep. Terwijl we daar zaten keken we naar de passerende ouderejaars kustacademiestudenten. Veel alternatieve types, met dreadlocks en slobberige truien. Wij groentjes zagen er nog een stuk gewoner uit.

We waren zichtbaar gespannen, omdat er ook soms huilende mensen naar buiten kwamen die net waren afgewezen, ondanks de imposante collecties schilderijen onder hun arm. Als dát niet genoeg is, wat moet de commissie dan wel denken van mijn mapje met tekenwerk? -Ik had een gedicht van Simon Vinkenoog verwerkt tot een paar klodderige schetsen in fluorkleuren. Mijn tekenleraar op school was er helemaal weg van. Ik had ook een schets gemaakt van het Colosseum in Rome, die hangt nu nog steeds in mijn woonkamer.

Pas tegen een uur of vier werd ik eindelijk opgeroepen. Het gesprek was kort. ‘We hoeven er niet veel over   praten, je bent met vlag en wimpel toegelaten’. De commissie had mijn werk al ingepakt en dus stond ik een minuut of vijf later weer buiten, met mijn tekenmap onder de arm. Ik was euforisch. Ik ben toen in mijn enthousiasme meteen naar het Gemeentemuseum (nu Kunstmuseum) gegaan. Ik kwam er vlak voor sluitingstijd aan en vroeg of ik nog even naar binnen mocht. En ik vertelde dat ik net was toegelaten tot de kunstacademie. De baliemedewerkster vierde het feestje met me mee en liet me gratis passeren. Ik liep direct naar mijn toen favoriete schilderij, dit ‘Evolutie’ van Piet Mondriaan. Het gaat over het loslaten van het aardse en het richten op het hogere.


Kunstwerk: Piet Mondriaan, Evolutie, 1910/11

Gezien in het Gemeentemuseum (nu Kunstmuseum) Den Haag, juli 1999


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Zeven vingers

Dit ‘Zelfportret met zeven vingers’ intrigeerde me onmiddellijk nadat ik het in september 2000, tijdens mijn jaar aan de kunstacademie voor het eerst in het Stedelijk zag hangen. Chagall speelt het klaar om op één schilderij zijn uitzicht op Parijs (met Eiffeltoren), de gedachte aan zijn geboortedorp in Oost Europa, een nieuw schilderij én zijn eigen beeltenis in één enkel kunstwerk te vangen.

Hij heeft op dit schilderij dus zeven vingers, die hij als een waaier over het schilderij lijkt te strijken. Zeven was voor Chagall een getal met symbolische betekenis: hij is is op de zevende dag van de zevende maand geboren. En zeven is het getal van volmaaktheid.

Toen ik studeerde aan de kunstacademie, was Chagall één van mijn voorbeelden. Niet qua stijl, want die vind ik veel te chaotisch, maar meer als persoon. Ik kom ook uit een religieus nest (zij het Christelijk in plaats van Joods) en ik verhuisde ook van mijn dorp in Zeeland naar de grote stad, om me helemaal te geven aan de kunsten. Ook ik heb erg veel heimwee gehad. Niet zozeer naar het dorp waar ik vandaan kwam, maar meer naar de staat van zijn in mijn thuisdorp, toen ik nog relatief veilig scholier was. Want daar zat ik dan opeens op mijn kamertje in de hoerenwijk van een grote stad. Ik schilderde avond aan avond. Soms wel twee schilderijen per dag. Het waren ook allemaal droombeelden.

Ik ben uiteindelijk geen kunstenaar geworden. En als ik er zo op terugkijk vind ik de gelijkenis tussen Chagall en mij echt helemaal mank gaan. Het moet zo veel heftiger zijn geweest om in het Parijs van 1912 te leven als Russische migrant. Of om Joods te zijn in Oost Europa en de onvrede en uitsluiting voelen opkomen in het het Oost Europa van rond de eeuwwisseling. En dan dat talent te hebben, terwijl de Chassidische traditie waar je bij hoort alle vormen van moderniteit en  specifiek het maken van beelden afwijst. Je moet die zeven vingers durven te schilderen, weten dat je goed bezig bent, dat perfectie bij je hoort, om te overleven.. Ik had gewoon niet die zeven vingers.


Kunstwerk: Marc Chagall, Zelfportret met zeven vingers, 1912/13

Gezien in het Stedelijk Museum Amsterdam, september 2000


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Staren

Vergeet even dat dit een matador is die direct na het stierengevecht is gefotografeerd. Want dat vechten met stieren is achtelijk en zou strafbaar moeten worden. Wat dit portret door fotograaf Rieneke Dijkstra bijzonder maakt is die stare, dus de lege blik in de ogen, die je alleen op bijzondere momenten van diepe fysieke, of soms emotionele uitputting ziet.

Toen ik studeerde woonde ik aan de finishlijn van de Marathon van Eindhoven. Ik kon de hardlopers vanuit het raam van mijn kamer zien binnenstrompelen. Ik stapte eens naar buiten om de totale uitputting van de gefinishten te bekijken. De meeste hardlopers strompelden wat rond, sommige hingen over de hekken. Ze hadden witte zoutuitslag op het gezicht. Er gingen ook mensen out. Het wekte bij mij zowel afkeer als aantrekkingskracht op. Hoe zou het toch voelen wanneer je zo diep gaat?

Inmiddels weet ik het. Ik liep al twee halve en twee hele marathons. Het was keer op keer een unieke ervaring, waarin met het verstrijken van de kilometers verder los komt van de werkelijkheid. Je richt je op de tred van je benen, de landing en afzet van je voeten. Tegelijk voel je de steeds sterker wordende pijntjes in de kuiten. Je denkt voortdurend aan je energieniveau en het aantal nog te lopen kilometers. Het is een soort geestelijke fuik waarin je steeds minder ziet en steeds meer voelt. Helemaal op het einde van de fuik ervaar je eigenlijk helemaal niets. Dat is best een fijn gevoel.

Tegenwoordig maakt de organisatie ook filmpjes van hoe marathonlopers over de streep komen, die je vervolgens thuis kan afspelen. Ik heb erg moeten lachen toen ik mijn finishrondje in het Olympisch Stadion van Amsterdam bekeek. Ik blijk ook een enorme strompelaar. Wat is het eigenlijk een belachelijke sport.


Kunstwerk: Rieneke Dijkstra, Stierenvechters, vlla Franca, Portugal (1994)

Gezien in het Groninger Museum, mei 2003


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Sainte Marie de la Mer

Ik had gemakkelijk met mijn ouders op deze plek kunnen staan. Het zou dan langs de weg zijn, aan een verdroogd lavendelveld met op de achtergrond het pittoreske dorpje Sainte-Marie-de-la-Mer. We waren dan onderweg van het strand naar onze camping. Het was een smoorhete middag halverwege juli. Onderweg stonden we even stil langs de weg voor dit uitzicht, dat Provencaalser is dan de Provence zelf. We maakten even een foto. We roken dan de geur van lavendel en we hoorden het getjilp van sprinkhanen en heel in de verte het geruis van de Middellandse zee. Die burcht-achtige kerk in het midden is het bezoeken waard: uit de twaalfde eeuw en een belangrijke plek van Mariaverering. We zouden er vast op een andere dag heen zijn gegaan, met ook een bezoek aan de markt vol lavendelzeepjes.

Ik ben nooit op deze plek geweest, maar toen ik dit schilderij van Van Gogh in het Kröller Müller zag, moest ik meteen aan die heerlijke vakanties met mijn ouders in Zuid-Frankrijk denken. En aan de talloze soortgelijke dorpjes, velden en kerkjes uit de Provence, Loire of Vendée waar ik wél foto’s van heb. Terwijl ik dit typ trekt de eerste najaarsstorm over Nederland. Het is koud en nat. Was ik maar in dit schilderij.

————————–

Kunstwerk: Vincent van Gogh, Gezicht op Saintes-Marie-de-la-Mer, 1888

Gezien in museum Kröller-Müller, Hoge Veluwe, september 2020


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

Drinkgelag

Deze installatie van John Körmeling heb ik vaak in aangeschoten toestand gezien, nadat ik als student de kroegen van het Eindhovense Stratumseind was uitgerold. Het is een leuk werk: om beurten lichten de verschillende ‘HA’s en ‘HI’s op, alsof er een eindeloze grap wordt verteld. Het stond achter een grote glasgevel van het Van Abbemuseum, bij dat Stratumseind om de hoek.

Ik ben van mijn zestiende tot ongeveer mijn vijfentwintigste vaak in zo’n aangeschoten toestand geweest. In mijn tienerjaren was het nog heel braaf en deed ik met mijn vrienden zelfs al na twee biertjes alsof we aangeschoten waren. Dan liepen we in ganzenpas al zwaaiend en zingend door de straat. Later, als student werd het wat gevaarlijker en wist ik vaak niet meer precies hoe ik thuisgekomen was. Ik ben ook een paar keer lelijk onderuit gegaan op de fiets. En ik heb vele brakke dagen op mijn kamer doorgebracht, te ziek om te studeren.

Inmiddels drink ik bijna niet meer en kijk ik met gemengde gevoelens terug op al dat drinkgelag. Op een bepaalde manier hoort het bij het grenzeloze van je tienerjaren en studententijd, dat je helemaal nergens rekening mee hoeft te houden en alles spel is. Maar de verstoring, de kwade dronken en de brakke dagen achteraf kunnen me gestolen worden.


Kunstwerk: John Körmeling, HI HA, 1992

Gezien in het Van Abbemuseum, Eindhoven, november 2004


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.

IJspret

Dit is zo’n typisch schilderij om eens lekker lang naar te kijken, omdat er zo veel te zien is. Je ziet mensen ijshockeyen, sleeën, schaatsen. Links is een groepje door het ijs gezakt, vlak voor de brug is een dame voorover gevallen en zie je blote billen. Op dit schilderij zie je de gekte die zich van Hollanders meester maakt als het vriest.

Zo’n winterlandschap staat heel dicht bij mijn eigen beleving. Als het dan eens een paar nachten goed had gevroren, kon je op het ijs. Ik herinner me nog de wondere wereld die zich plots ontvouwde. Een nieuwe kaart van Zeeuws Vlaanderen (waar ik opgroeide) ontvouwde zich. Eerst een klein rondje op de ondiepe Kolk in Terneuzen. Daarna wat verder op de Leiding. En als het écht flink vroor kon je op de Otheense kreek, die je helemaal tot Spui en de Groenstraat kon berijden.

Dankzij de vrieskou kwam je opeens op plekken waar je nog nooit was geweest. Dat onbereikbare eiland in de vijver, dat stuk boerenland met dat mysterieuze bosje. En je ontmoette er je buren, klasgenoten, vrienden familie op het ijs, omdat iedereen gaat schaatsen als het vriest. Ook bij ons maakte een soort baldadigheid zich meester. De ijshockeygoals, kitesurfuitrusting, sleeën en schaatsen konden van zolder. De ijsgekte was alom.

De schilder Hendrick Avercamp ken ik eigenlijk alleen van dit soort schilderijen. Hij leefde van 1585 tot 1634. Op de website van het Mauritshuis vond ik dat hij woonde in Kampen en doofstom was. En ik vond ook dat het laatste kwart van de 16e eeuw tot de koudste decennia sinds het begin van onze jaartelling wordt gerekend. Het wordt ook wel aangeduid als de ‘kleine ijstijd’, met een winter die al in november begon en duurde tot april.

Inmiddels is van een ijstijd geen sprake meer. De klimaatverandering maakt dit soort wintertaferelen steeds zeldzamer Maar deze week (februari 2021) kan het toch weer. Dus ik heb mijn nieuwe schaatsen, die ik alweer een jaar of 5 geleden voor mijn verjaardag heb gekregen, uit het vet gehaald. Eens kijken of het ijs het houdt…


Kunstwerk: Hendrik Avercamp, Ijsvermaak

Gezien in het Mauritshuis, Den Haag, november 2008


Vind je het leuk om meer te lezen? Laat hier je emailadres achter en ontvang wekelijks een verhaal in je inbox.

Verwerken…
Gelukt! Je staat op de lijst.